Politiek: vraag van mevrouw Kathleen Deckx
Politiek: vraag van Sabine Poleyn
Schriftelijke vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Sabine Poleyn aan mevrouw Ingrid Lieten, Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding betreffende de officiële erkenning van een Vlaamse Technologie Olympiade. (22-03-2011)
In onze Vlaamse scholen worden een aantal olympiades georganiseerd zoals de Vlaamse Wiskunde Olympiade, de Vlaamse Chemie Olympiade, de Vlaamse Fysica Olympiade. Deze Olympiades stimuleren jongeren om zich te verdiepen, te bekwamen en mogelijk uit te blinken in richtingen/vakken die soms niet zo populair zijn.
Gezien de nood aan stimulansen om jongeren een positief beeld van techniek en technologie te bieden en meer jongeren te stimuleren om een technisch beroep te kiezen, lijkt een officiële Vlaamse Technologie Olympiade een goed en eenvoudig instrument. Te meer omdat dit schooljaar op initiatief van een aantal vrijwilligers, en gesponsord door een aantal bedrijven en instellingen, voor de tweede keer een Olympiade in de derde graad SO georganiseerd wordt. Met succes, want voor de Technologie Olympiade zijn er 140 scholen ingeschreven wat resulteert in een inschrijving van 1275 leerlingen in de derde graad. Een uitbreiding naar meer scholen en jaren lijkt dus zinvol.
In antwoord op mijn vraag om uitleg van 28 oktober betreffende de conclusies van het rapport TOS21 met betrekking tot techniek in het onderwijs zei de minister dat zij inderdaad op de hoogte is van het feit dat er een concept "Technologie Olympiade" bestaat en dat de organisatie van een pilootjaar momenteel voorbereid wordt. Deze Olympiade wordt momenteel echter niet op dezelfde manier ondersteund als de andere Olympiades.
1. Erkent de minister de zinvolheid van het instrument van een olympiade om extra aandacht en kennisverdieping rond - in dit geval techniek - te creëren?
2. Kan de Technologie Olympiade die momenteel bottum-up opgezet wordt officieel erkend worden als Vlaamse Olympiade? Wat houdt dergelijke erkenning in?
3. Zal de minister de Technologie Olympiade ondersteunen en een breder aanbod ontwikkelen?
4. Zal zij dit opnemen in haar aangekondigde meerjarenplan en actieplan wetenschappen en techniek? Wat is hiervan de stand van zaken?
ANTWOORD
1. In het geval van de Vlaamse Wetenschappelijke Olympiades ( Natuurwetenschappen, Wiskunde, Frans, Latijn en Grieks, Geografie) is het nut en de zinvolheid van de formule van een gelaagde wedstrijd met competitie-element doorheen de jaren aangetoond. Een belangrijke factor is hier o.m. de voorbereiding op de internationale wedstrijden. Techniek- en technologie-onderwijs heeft eigen specifieke kenmerken en eigen doelstellingen, en verdient dus haar eigen specifieke instrumenten om meer aandacht en kennisverdieping te creëren. Wat voor wetenschappelijke vakken een geschikt instrument blijkt te zijn, is dit daarom niet automatisch voor een vak als techniek. Dit is de mening van diverse experten in de materie waarmee ik uiteraard rekening wil houden.
2. Als met de vraag naar "erkenning" subsidiëring bedoeld wordt, dan wil ik hier graag eerst kort de historiek toelichten van de "erkenning" van de vijf Vlaamse Wetenschappelijke Olympiades die sinds 1998 door het wetenschapscommunicatiebeleid gesubsidieerd worden.De Vlaamse Chemie Olympiade werd als oudste olympiade opgestart in het schooljaar 1983 - 1984 door de sectie Onderwijs van de (Koninklijke) Vlaamse Chemische Vereniging.De Vlaamse Fyscia Olympiade werd opgestart in 1988 - 1989 onder impuls van toenmalig rector Verhaegen van het Limburgs Universitair Centrum (LUC - nu Universiteit Hasselt).De Vlaamse Biologie Olympiade werd opgestart door Vereniging Onderwijs in de Biologie in 1989 - 1990.Bij deze gelegenheid werd onderling overleg gepleegd om samen te werken, o.a. bij het verwerven van een gemeenschappelijke sponsoring via een sponsorgroep. Vanaf 1992 - 1993 werd de werking van de drie olympiades ondergebracht in de overkoepelende Vlaamse Olympiades voor Natuurwetenschappen, nog steeds gecoördineerd vanuit het LUC dat ook instond voor de administratieve ondersteuning van deze olympiades. De Vlaamse Wiskunde Olympiade werd de eerste keer georganiseerd in 1985. De organisator is de vzw Vlaamse Wiskunde Olympiade. Zowel wiskundigen uit het hoger onderwijs als leerkrachten wiskunde maken deel uit van de vzw. In 1988 organiseerde het vroegere Limburgs Universitair Centrum, nu Universiteit Hasselt, "La Tour Eiffel-Concours de Français" als een regionaal initiatief ter bevordering en stimulans van het onderwijs van het Frans in Vlaanderen.De Vlaamse Olympiade Latijn en Grieks werd voor het eerst georganiseerd in het schooljaar 1993 - 1994 door het Arpinocomité.De Vlaamse Geografie Olympiade werd voor het eerst georganiseerd tijdens het schooljaar 1994 - 1995.Deze wetenschappelijke olympiades werden pas vanaf 1998 opgenomen als structurele partner in het Actieplan Wetenschapsinformatie en Innovatie, nadat elk van de organisatoren overtuigend had kunnen aantonen dat deze wedstrijden hun eigen meerwaarde en draagvlak hadden bij het brede onderwijsveld (zowel secundair als hoger onderwijs). Zij hebben dit aangetoond met concrete resultaten en evaluatieverslagen gebaseerd op bevragingen onder effectieve deelnemers aan de wedstrijden, zowel leerlingen als leerkrachten. Vooraleer erkenning of subsidiëring te verkrijgen, hebben de vijf wetenschappelijke olympiades dus elk hun individueel bestaansrecht binnen het toenmalige Actieplan Wetenschapsinformatie en Innovatie aangetoond. Ofwel vulden zij een leemte in dat actieplan, ofwel betekenden zij een duidelijke meerwaarde t.o.v. andere vergelijkbare initiatieven.Deze Olympiades zijn bovendien ook bedoeld als voorbereiding op deelname aan de gelijknamige Internationale Olympiades.Dat de eventuele "erkenning" of subsidiëring van de in 2010 opgestarte Vlaamse Technologie Olympiade in grote lijnen volgens dezelfde voorwaarden en criteria dient te verlopen, dat er m.a.w. van de organisatoren van de Vlaamse Technologie Olympiade gelijkaardige en gelijkwaardige referenties, resultaten en minimale indicaties van impact gevraagd worden, houdt dus geenszins een miskenning van hun potentiële waarde in. Het feit dat de expertisecellen wetenschapscommunicatie van de Vlaamse universiteiten en hogescholen, samen de tweede grootste partner uit het wetenschapscommunicatiebeleid, aan de Vlaamse Technologie Olympiade als pilootproject willen meewerken is op zich reeds een erkenning en een ondersteuning vanuit mijn beleid die er zeker toe bijgedragen heeft dat ook de betrokken beroepsfederaties en de industrie belangstelling en steun verleend hebben.
3. Het feit dat de Vlaamse uitgavenbegroting, goedgekeurd door het Vlaams parlement op 23 december 2010, een besparing van 7% inhoudt voor het wetenschapscommunicatiebeleid laat in 2011 weinig of geen ruimte voor nieuwe initiatieven. Dit geldt niet alleen voor de Technologie Olympiade, maar eveneens voor bijvoorbeeld de Informatica Olympiade, die op dezelfde gronden beroep doet op het budget wetenschapscommunicatie en voor tal van andere interessante en waardevolle initiatieven.In het geval van de Technologie Olympiade zal er moeten aangetoond worden of een formule die voor wetenschappelijke vakken succesvol is, ook van nut is voor een vak als technologische opvoeding en techniek. Ik wil eerst overtuigd worden van het feit dat een technologie olympiade complementair is aan andere initiatieven die bedoeld zijn om de interesse van jongeren voor techniek en technologie aan te wakkeren.
4. Alle initiatieven en activiteiten die bijdragen tot de uitvoering van het wetenschapscommunicatiebeleid werden tot en met 2009 opgenomen en beschreven in het jaarlijkse Actieplan Wetenschapscommunicatie (voorheen "Actieplan Wetenschapsinformatie en Innovatie" genoemd) . In 2010 werd er een Visienota ontwikkeld over het wetenschapscommunicatiebeleid in langer perspectief, nl. voor de periode 2010 - 2014.Deze visienota wordt momenteel vertaald in een communicatieplan dat tegen augustus 2011 zal opgeleverd worden. Dit communicatieplan zal aanbevelingen formuleren over de stijl en het format waarmee het wetenschapscommunicatiebeleid voortaan tot bij de doelgroepen zal gebracht worden.